Übersetzungen für „monsteren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mon·ste·ren¹ <monsterde, h. gemonsterd> [mɔnstərə(n)] VERB intr scheepv.

monsteren

(sich) anheuern (lassen)

monsteren

(sich) anmustern (lassen)

mon·ste·ren² <monsterde, h. gemonsterd> [mɔnstərə(n)] VERB trans

1. monsteren:

monsteren (keuren)

begutachten

monsteren (keuren)

beurteilen

monsteren (keuren)

prüfen

monsteren (vee)

kören fachspr

2. monsteren (inspecteren):

monsteren

inspizieren

monsteren

mustern

3. monsteren (vergelijkend nagaan, beschouwen):

monsteren

mustern

monsteren

begutachten

zij monsterde de kandidaten met een kritische blik

sie musterte die Kandidaten mit kritischem Blick

4. monsteren scheepv.:

monsteren

(an)heuern

monsteren

anmustern