Übersetzungen für „montenegro“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mon·te·ren <monteerde, h. gemonteerd> [mɔnterə(n)] VERB trans

1. monteren (in elkaar zetten):

monteren

montieren

2. monteren (aan iets bevestigen):

monteren

(fest)montieren an +Dat

monteren

anmontieren an +Akk

iets op de muur monteren

etw an der Wand festmontieren

3. monteren:

monteren FILM, foto.

montieren

4. monteren (opmaken, in orde brengen):

monteren

montieren

mon·ter [mɔntər] ADJ

monter

munter

monter

lebhaft

monter (stemming)

heiter

mon·teur <monteur|s> [mɔntør] SUBST m

monteur

Mechaniker m

mon·ta·ge·fo·to <montagefoto|'s> [mɔntaʒəfoto] SUBST f

1. montagefoto (bestaande foto's):

montagefoto

Fotomontage f

2. montagefoto (getuigenverklaringen):

montagefoto

Phantombild nt

mon·ta·ge·hal <montagehal|len> [mɔntaʒəhɑl] SUBST f

montagehal

Montagehalle f

mo·nu·men·ten·zorg [monymɛntə(n)zɔrx] SUBST f geen Pl

monumentenzorg

Denkmalschutz m

monumentenzorg

Denkmalpflege f

mon·ta·ge <montage|s> [mɔntaʒə] SUBST f

montage

Montage f

montage FILM

Schnitt m

mon·tuur <mon|turen> [mɔntyr] SUBST nt of f

montuur

Fassung f

montuur

Gestell nt

het montuur van een bril

die Brillenfassung