Übersetzungen für „omgang“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

om·gang <omgang|en> [ɔmɣɑŋ] SUBST m

1. omgang (het omgaan met mensen):

omgang

Umgang m

omgang

Verkehr m

geslachtelijke omgang

Geschlechtsverkehr m

omgang hebben met iem

mit jdm Umgang haben

omgang hebben met iem (verkering hebben)

mit jdm ein Verhältnis haben

aangenaam/lastig in de omgang zijn

angenehm/schwierig im Umgang sein

2. omgang rel. (processie):

omgang

Umgang m

3. omgang (trans, omloop):

omgang

Rundgang m

omgang

Umgang m

Beispielsätze für omgang

geslachtelijke omgang

Geschlechtsverkehr m

intieme omgang (seksueel)

Intimverkehr m

omgang hebben met iem (verkering hebben)

mit jdm ein Verhältnis haben

gemakkelijk in de omgang

umgänglich

de seksuele omgang

der Geschlechtsverkehr

een stille omgang

ein stiller Umzug

prettig in de omgang zijn

umgänglich sein

aangenaam/lastig in de omgang zijn

angenehm/schwierig im Umgang sein