Übersetzungen für „onverbeterlijk“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

on·ver·be·ter·lijk¹ <onverbeterlijke, onverbeterlijker, onverbeterlijkst> [ɔnvərbetərlək] ADJ

1. onverbeterlijk (niet voor verbetering vatbaar):

onverbeterlijk

unverbesserlich

onverbeterlijk

eingefleischt ugs

onverbeterlijk

verstockt abw

een onverbeterlijke alcoholist

ein unverbesserlicher Alkoholiker

een onverbeterlijke optimist

ein unverbesserlicher Optimist

2. onverbeterlijk (niet overtroffen kunnende worden):

onverbeterlijk

unübertrefflich

onverbeterlijk

einmalig

on·ver·be·ter·lijk² [ɔnvərbetərlək] ADV (zó dat het niet beter kan)

onverbeterlijk

auf unübertroffene Weise

onverbeterlijk

einmalig

onverbeterlijk

einzigartig