Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „opbrengen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

op·bren·gen <bracht op, h. opgebracht> [ɔbrɛŋə(n)] VERB trans

1. opbrengen:

opbrengen (opleveren)
opbrengen (winst)
opbrengen (winst)
zijn geld opbrengen
rente opbrengen

2. opbrengen (als gevangene ergens heen brengen):

opbrengen

3. opbrengen (betalen):

opbrengen
dat kan ik niet opbrengen

4. opbrengen (in staat zijn tot):

opbrengen
hij kon de moed niet meer opbrengen

5. opbrengen (bedekken met):

opbrengen
verf dik/dun opbrengen

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski