Übersetzungen für „overtuigen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

over·tui·gen¹ <overtuigde, h. overtuigd> [ovərtœyɣə(n)] VERB trans (laten inzien dat iets waar is)

overtuigen

überzeugen

iem van iets overtuigen

jdn von etw überzeugen

hij weet niet te overtuigen

er wirkt nicht überzeugend

over·tui·gen² <overtuigde zich, h. zich overtuigd> [ovərtœyɣə(n)] VERB wk ww

overtuigen zich overtuigen (zich vergewissen):

overtuigen

sich überzeugen

zich met eigen ogen van iets overtuigen

sich mit eigenen Augen von etw überzeugen

Beispielsätze für overtuigen

iem van iets overtuigen

jdn von etw überzeugen

hij weet niet te overtuigen

er wirkt nicht überzeugend

zich met eigen ogen van iets overtuigen

sich mit eigenen Augen von etw überzeugen