Übersetzungen für „parkerisieren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

par·ke·ren <parkeerde, h. geparkeerd> [pɑrkerə(n)] VERB trans

parkeren

parken

verboden te parkeren

Parken verboten

par·keer·ter·rein <parkeerterrein|en> [pɑrkertɛrɛin] SUBST nt

parkeerterrein

Parkplatz m

par·keer·der <parkeerder|s> [pɑrkerdər] SUBST m

parkeerder

Parker m

par·keer·ha·ven <parkeerhaven|s> [pɑrkerhavə(n)] SUBST f

parkeerhaven

Parkbucht f

par·keer·me·ter <parkeermeter|s> [pɑrkermetər] SUBST m

parkeermeter

Parkuhr f

par·ket·vloer <parketvloer|en> [pɑrkɛtflur] SUBST m

parketvloer

Parkett(fuß)boden m

par·keer·ruim·te <parkeerruimte|n, parkeerruimte|s> [pɑrkerœymtə] SUBST f

parkeerruimte

Parkplatz m

pa·ro·dië·ren <parodieerde, h. geparodieerd> [parodijerə(n)] VERB trans

parodiëren

parodieren

mar·ke·ren <markeerde, h. gemarkeerd> [mɑrkerə(n)] VERB trans

markeren

markieren

een weg met borden markeren

einen Weg mit Schildern markieren

de pas markeren

auf der Stelle treten