Niederländisch » Deutsch

pracht·ke·rel <prachtkerel|s> [prɑxtkerəl] SUBST m

vracht·vaar·der <vrachtvaarder|s> [vrɑxtfardər] SUBST m (schip)

vracht·ver·voer [vrɑxtfərvur] SUBST nt geen Pl

prach·tig <prachtige, prachtiger, prachtigst> [prɑxtəx] ADJ

1. prachtig (kostbaar ingericht, versierd):

pracht·stuk <prachtstuk|ken> [prɑxtstʏk] SUBST nt

prachtstuk → prachtexemplaar

Siehe auch: prachtexemplaar

pracht·exem·plaar <prachtexem|plaren> [prɑxtɛksɛmplar] SUBST nt

prac·ti·cus <practici, practicus|sen> [prɑktikʏs] SUBST m

nacht·vorst <nachtvorst|en> [nɑxtfɔrst] SUBST m

dicht·vou·wen [dɪxtfɑuwə(n)] VERB trans

slacht·vee [slɑxtfe] SUBST nt geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski