Übersetzungen für „stijven“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

stij·ven¹ <steef, h. gesteven> [stɛivə(n)] VERB trans (met stijfsel bewerken)

stijven

stärken

linnengoed stijven

Wäsche stärken

stij·ven² <stijfde, h. gestijfd> [stɛivə(n)] VERB trans

1. stijven (versterken):

stijven

bestärken

iem in zijn overmoed stijven

jdn in seinem Übermut bestärken

2. stijven (stijf maken):

stijven

versteifen

Beispielsätze für stijven

linnengoed stijven

Wäsche stärken

iem in zijn overmoed stijven

jdn in seinem Übermut bestärken