Übersetzungen für „themse“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

the·se <these|n, these|s> [tezə] SUBST f

these

These f

these

Behauptung f

these en antithese

These und Antithese

the·ma¹ <thema|'s, thema|ta> [tema] SUBST nt

1. thema (onderwerp):

thema

Thema nt

een thema aansnijden

ein Thema anschneiden

van het thema afdwalen

vom Thema abkommen [o. abschweifen]

bij het thema blijven

bei der Sache bleiben

het thema van een gesprek

der Gegenstand eines Gesprächs

een congres over een thema

ein Kongress zu einem Thema

2. thema (grondgedachte, motief):

thema

Motiv nt

thema muz.

Thema nt

variaties op een thema maken muz.

Variationen über ein Thema machen

nieuwe variaties op een oud thema übtr

neue Ideen im alten Gewand

thee [te] SUBST m geen Pl

thee

Tee m

groene/zwarte thee

grüne(r)/schwarze(r) Tee m

thee van brandnetels

Brennnesseltee m

suiker in de thee nemen

Zucker in den Tee nehmen

een kopje thee

eine Tasse Tee

de thee laten trekken

den Tee ziehen lassen

sterke/slappe thee

starke(r)/dünne(r) Tee m

the·a·ter <theater|s> [tejatər] SUBST nt

theater

Theater nt

theater (bioscoop)

Filmtheater nt

theater maken

Theater machen ugs

naar het theater gaan

ins Theater gehen

hou op met dat theater!

Schluss mit dem Theater! ugs

the·o·rie <theorie|ën> [tejori] SUBST f

theorie

Theorie f

een eigen theorie hebben over iets

seine ganz eigene Theorie zu etw Dat vertreten

zijn theorie halen

die theoretische Prüfung bestehen

theorie hebben

Theorieunterricht haben

in theorie is dat mogelijk

theoretisch ist das möglich

een theorie opstellen/verdedigen

eine Theorie aufstellen/verteidigen

dat zijn maar theorieën

das ist doch bloße Theorie

the·sis <thesis|sen, theses> [tezɪs] SUBST f

1. thesis (stelling):

thesis

These f

thesis

Behauptung f

2. thesis muz.:

thesis

Thesis f

room·se <roomse|n> [romsə] SUBST m

roomse

Katholik m

Thai·se <Thaise|n> [taːjse] SUBST f

Thaise weibliche Form von Thai

Siehe auch: Thai

Thai <Thai|s> [taːj] SUBST m

Thai

Thailänder m

the·ma·tisch [tematis] ADJ

thematisch

thematisch

thans [tɑns] ADV

1. thans (op dit ogenblik):

thans

nunmehr

thans

nun

thans moet ik gaan

nun muss ich gehen

2. thans (tegenwoordig):

thans

derzeit

thans

heutzutage

thans

heute

de thans heersende smaak

der heutige Geschmack

3. thans (na wat voorafgegaan is):

thans

nun

thans

jetzt

gelooft u me thans?

glauben Sie mir nun?

thuis¹ [tœys] SUBST nt geen Pl

thuis

Zuhause nt

thuis

Heim nt

hij heeft geen thuis

er hat kein Zuhause

bericht van thuis krijgen

eine Nachricht von zu Hause bekommen

thee·doek <theedoek|en> [teduk] SUBST m

theedoek

Geschirrtuch nt

theedoek

Küchentuch nt

the·o·re·ma <theorema|'s> [tejorema] SUBST nt

theorema

Theorem nt

the·ra·pie <therapie|ën> [terapi] SUBST f

therapie

Therapie f

in therapie zijn

eine Therapie machen