Übersetzungen für „tomeloos“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

to·me·loos [toməlos] ADJ

1. tomeloos (niet te bedwingen):

tomeloos

unbezähmbar

tomeloos

unbezwinglich

2. tomeloos (alle perken te buiten gaand):

tomeloos

maßlos

tomeloos

grenzenlos

hij was tomeloos eerzuchtig

er war grenzenlos ehrgeizig

tomeloos geweld

hemmungslose [o. maßlose] Gewalt f

3. tomeloos (bandeloos):

tomeloos

zügellos

tomeloze hartstochten

zügellose Leidenschaften Pl

Beispielsätze für tomeloos

tomeloos geweld

hemmungslose [o. maßlose] Gewalt f

hij was tomeloos eerzuchtig

er war grenzenlos ehrgeizig