Übersetzungen für „unheilbares“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

be·de·la·res <bedelares|sen> [bedəlarɛs] SUBST f

bedelares weibliche Form von bedelaar

Siehe auch: bedelaar

be·de·laar <bedelaar|s> [bedəlar] SUBST m

bedelaar

Bettler m

on·peil·baar [ɔmpɛilbar] ADJ

1. onpeilbaar:

onpeilbaar (niet te peilen)

unermesslich

onpeilbaar (diepte)

unauslotbar

2. onpeilbaar (ondoorgrondelijk):

onpeilbaar

unergründlich

onpeilbaar

unergründbar

zijn onpeilbare bedoelingen

seine undurchschaubaren Absichten

3. onpeilbaar (grenzeloos):

onpeilbaar

unermesslich

on·feil·baar [ɔnfɛilbar] ADJ

1. onfeilbaar (vrij van dwaling) ook rel.:

onfeilbaar

unfehlbar

2. onfeilbaar (altijd resultaat hebbend):

onfeilbaar

unfehlbar

3. onfeilbaar (onmiskenbaar):

onfeilbaar

untrüglich

een onfeilbaar teken van drift

ein untrügliches Zeichen des Zornes

4. onfeilbaar (onvermijdelijk):

onfeilbaar

unweigerlich

huis·ei·ge·na·res SUBST f

huiseigenares weibliche Form von huiseigenaar

Siehe auch: huiseigenaar

huis·ei·ge·naar <huiseige|naren, huiseigenaar|s> [hœysɛiɣənar] SUBST m

huiseigenaar

Hauseigentümer m

huiseigenaar

Hausbesitzer m