Niederländisch » Deutsch

kort·aan·ge·bon·den [kɔrtaŋɣəbɔndə(n)] ADJ

aan·wen·den <wendde aan, h. aangewend> [anwɛndə(n)] VERB trans

toe·wen·den <wendde toe, h. toegewend> [tuwɛndə(n)] VERB trans

toe·zen·den <zond toe, h. toegezonden> [tuzɛndə(n)] VERB trans

te·rug·zen·den <zond terug, h. teruggezonden> [tərʏxsɛndə(n)] VERB trans

2. terugzenden (weer zenden naar de plaats van herkomst):

3. terugzenden (terugsturen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski