Niederländisch » Deutsch

ko·pië·ren <kopieerde, h. gekopieerd> [kopijerə(n)] VERB trans

au·to·pa·pie·ren [ɑutopɑpirə(n)] SUBST Pl

fo·to·ko·pië·ren <fotokopieerde, h. gefotokopieerd> [fotokopijerə(n)] VERB trans

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] VERB trans

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

4. versieren ugs (verleiden):

ve·ri·fië·ren <verifieerde, h. geverifieerd> [verifijerə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski