Niederländisch » Deutsch

vorst·ver·let [vɔrstfərlɛt] SUBST nt geen Pl

door·stre·pen <streepte door, h. doorgestreept> [dorstrepə(n)] VERB trans

vorst·vrij [vɔrstfrɛi] ADJ

vor·ste·lijk <vorstelijke, vorstelijker, vorstelijkst> [vɔrstələk] ADJ

vor·sten·dom <vorstendom|men> [vɔrstəndɔm] SUBST nt

vorst·grens <vorst|grenzen> [vɔrstxrɛns] SUBST f

toe·jui·chen <juichte toe, h. toegejuicht> [tujœyxə(n)] VERB trans

1. toejuichen (juichend toeroepen):

2. toejuichen (goedkeuren):

spee·chen <speechte, h. gespeecht> [spiːtʃə(n)] VERB intr

ˈdoor·stro·men <stroomde door, i. doorgestroomd> [dorstromə(n)] VERB intr

1. doorstromen (woningen):

2. doorstromen onderw.:

ver·strek·king <verstrekking|en> [vərstrɛkɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski