Niederländisch » Deutsch

ver·brei·den <verbreidde, h. verbreid> [vərbrɛidə(n)] VERB trans

tijd·ver·drijf [tɛitfərdrɛif] SUBST nt geen Pl

wijd·ver·takt [wɛitfərtɑkt] ADJ

1. wijdvertakt biol.:

2. wijdvertakt übtr:

wijd·heid [wɛɪthɛɪt] SUBST f geen Pl

tijd·ver·lies [tɛitfərlis] SUBST nt geen Pl

tijd·ver·zuim SUBST nt

tijdverzuim → tijdverlies

Siehe auch: tijdverlies

tijd·ver·lies [tɛitfərlis] SUBST nt geen Pl

ver·bre·den1 <verbreedde, h. verbreed> [vərbredə(n)] VERB trans

1. verbreden (breder maken):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski