Übersetzungen für „zitronenauto“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

per·so·nen·au·to <personenauto|'s> [pɛrsonə(n)ɑuto, pɛrsonə(n)oto] SUBST m

personenauto

Personenwagen m

personenauto

Pkw m

zie·ken·au·to <ziekenauto|'s> [zikə(n)ɑuto, zikə(n)oto] SUBST m

ziekenauto

Krankenwagen m

ziekenauto (bij ongevallen)

Unfallwagen m

as·tro·naut <astronaut|en> [ɑstronɑut] SUBST m

astronaut

Astronaut m

astronaut

Weltraumfahrer m

as·tro·nau·te SUBST f

astronaute weibliche Form von astronaut

Siehe auch: astronaut

as·tro·naut <astronaut|en> [ɑstronɑut] SUBST m

astronaut

Astronaut m

astronaut

Weltraumfahrer m

ter·rein·au·to SUBST m

terreinauto → terreinwagen

Siehe auch: terreinwagen

ter·rein·wa·gen <terreinwagen|s> [tɛrɛinwaɣə(n)] SUBST m

terreinwagen

Geländewagen m

terreinwagen

Geländefahrzeug nt

pa·trouil·le·au·to <patrouilleauto|'s> [patrujəɑuto] SUBST m

patrouilleauto

Streifenwagen m

kiep·au·to <kiepauto|'s> [kipɑuto, kipoto] SUBST m

kiepauto

Kipper m

kiepauto

Kipplader m

race·au·to <raceauto|'s> [resɑuto, resoto] SUBST m

raceauto

Rennwagen m

raceauto

Rennauto nt

tank·au·to [tɛŋkɑuto]

tankauto tankauto|'s SUBST m:

tankauto

Tankwagen m

tankauto

Tankfahrzeug nt

dienst·au·to <dienstauto|'s> [dinstɑuto, dinstoto] SUBST m

dienstauto

Dienstwagen m

in·ruil·au·to <inruilauto|'s> [ɪnrœylɑuto] SUBST m

inruilauto

Wagen m der in Zahlung gegeben wird