Übersetzungen für „zutankend“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

af·tan·ken <tankte af, h. afgetankt> [ɑftɛŋkə(n)] VERB trans

aftanken

volltanken

na·den·kend [nadɛŋkənt] ADJ

nadenkend

nachdenklich

bij·tan·ken [bɛitɛŋkə(n)]

bijtanken [[o. bɛitɑŋkə(n)]] tankte bij, h. bijgetankt VERB intr ook übtr:

bijtanken

nachtanken

bijtanken

auftanken

laat·dun·kend <laatdunkende, laatdunkender, laatdunkendst> [ladʏŋkənt] ADJ

laatdunkend

dünkelhaft

laatdunkend

eingebildet

laatdunkend

überheblich

laatdunkend doen over iets ugs

über etw Akk die Nase rümpfen

hij is laatdunkend

er hat einen Dünkel

een laatdunkend lachje

ein überhebliches Lächeln

on·na·den·kend [ɔnadɛŋkənt] ADJ

onnadenkend

unbedacht

onnadenkend

unüberlegt

onnadenkend

gedankenlos

wel·den·kend [wɛldɛŋkənt] ADJ

weldenkend

rechtschaffen

weldenkend

redlich

weldenkend ugs

vernünftig

kwaad·den·kend [kwadɛŋkənt] ADJ

kwaaddenkend

misstrauisch

kwaaddenkend

argwöhnisch

ont·wij·kend [ɔntwɛikənt] ADJ

1. ontwijkend (trachtend een botsing te voorkomen):

ontwijkend

ausweichend

ontwijkend

Ausweich-

2. ontwijkend (indirect):

ontwijkend

ausweichend

uit·ste·kend [œytstekənt] ADJ

uitstekend

hervorragend

uitstekend

ausgezeichnet

van uitstekende kwaliteit

von ausgezeichneter [o. hervorragender] Qualität