Übersetzungen für „beeumelnd“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈan·hei·melnd [ˈanh͜aiməln̩t] ADJ

anheimelnd

gezellig

anheimelnd

behaaglijk

be·ˈeh·ren¹ VERB trans geh

beehren

vereren

beehren (mit einem Besuch)

met een bezoek vereren

be·ˈei·den [bəˈʔ͜aidn̩] VERB trans

beeiden

onder ede bevestigen

beeiden

een eed afleggen op

beeiden

bezweren

be·ˈei·len VERB refl

beeilen

zich haasten

beeilen

voortmaken

beeilen

haast maken

be·ˈen·den VERB trans

beenden

beëindigen

beenden

afmaken

beenden

besluiten

beenden

voltooien

die Krise ist noch nicht vorüber

de crisis is nog niet ten einde [o. voorbij]

be·ˈen·gen VERB trans

beengen

benauwen

beengen

beklemmen

sehr beengt wohnen

erg klein behuisd zijn

be·ˈer·ben VERB trans

beerben

erven van

beerben

beërven

ˈab·wech·selnd ADJ

abwechselnd

(af)wisselend

abwechselnd

beurtelings

abwechselnd

om de beurt