Übersetzungen für „eglomisierend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ato·mi·ˈsie·ren [atomiˈziːrən] VERB trans

1. atomisieren:

atomisieren

atomiseren

atomisieren

versplinteren

atomisieren

verpulveren

2. atomisieren (Flüssigkeiten):

atomisieren

atomiseren

atomisieren

verstuiven

po·le·mi·ˈsie·ren [polimiˈziːrən] VERB intr geh

polemisieren

polemiseren

ega·li·ˈsie·ren [egaliˈziːrən] VERB trans

1. egalisieren TECH:

egalisieren

egaliseren

egalisieren

gelijkmaken

2. egalisieren SPORT:

egalisieren

evenaren

egalisieren

gelijkmaken

einen Rekord egalisieren

een record evenaren

ko·lo·ni·ˈsie·ren [koloniˈziːrən] VERB trans

1. kolonisieren (zur Kolonie machen):

kolonisieren

koloniseren

kolonisieren

een kolonie stichten

2. kolonisieren (bevölkern):

kolonisieren

koloniseren

kolonisieren

ontginnen

au·to·ri·ˈsie·ren [ ͜autoriˈziːrən] VERB trans

1. autorisieren geh:

autorisieren

machtigen

autorisieren

volmacht geven

autorisieren

autoriseren

jdn zu etw autorisieren

iem tot iets machtigen

2. autorisieren geh:

autorisieren

autoriseren

autorisieren

goedkeuren

fa·vo·ri·ˈsie·ren [favoriˈziːrən] VERB trans

1. favorisieren geh:

favorisieren

begunstigen

favorisieren

bevoordelen

2. favorisieren SPORT:

favorisieren

tot favoriet uitroepen

die favorisierte Mannschaft

de (ploeg die) favoriet (is)

po·la·ri·ˈsie·ren¹ [polariˈziːrən] VERB trans

polarisieren PHYS, CHEM

polariseren

po·li·ti·ˈsie·ren¹ [politiˈziːrən] VERB intr

1. politisieren geh (über Politik sprechen):

politisieren

politiseren

politisieren

over politiek praten

2. politisieren (politisch aktiv sein):

politisieren

politiek actief zijn

politisieren

aan politiek doen

re·a·li·ˈsie·ren [realiˈziːrən] VERB trans

1. realisieren geh:

realisieren

realiseren

realisieren

verwezenlijken

2. realisieren geh:

realisieren

inzien

realisieren

zich realiseren

er konnte es kaum realisieren

hij kon het nauwelijks begrijpen

3. realisieren WIRTSCH:

realisieren

realiseren

realisieren

te gelde maken

he·ro·i·ˈsie·ren [heroiˈziːrən] VERB trans

heroisieren

heroïseren

ka·no·ni·ˈsie·ren [kanoniˈziːrən] VERB trans REL

kanonisieren

canoniseren

kanonisieren

voor heilig verklaren

le·ga·li·ˈsie·ren [-liˈziːrən] VERB trans

legalisieren

legaliseren

legalisieren

waarmerken

gra·ˈvie·rend [graˈviːrənt] ADJ

1. gravierend (belastend):

gravierend

belastend

gravierend

verzwarend

2. gravierend (ernsthaft):

gravierend

ernstig

gravierend

zwaarwegend

rhyth·mi·ˈsie·ren [rʏtmiˈziːrən] VERB trans

rhythmisieren

ritmeren

rhythmisieren

ritme geven

fri·ˈsie·ren [friˈziːrən] VERB trans

1. frisieren (formend kämmen):

frisieren

kappen

modisch frisiert

naar de mode gekapt

2. frisieren ugs übtr (fälschen):

frisieren

opknappen

frisieren

flatteren

eine Bilanz frisieren

een balans flatteren

3. frisieren ugs TECH:

frisieren

opvoeren

einen Motor frisieren

een motor opvoeren

ˈan·vi·sie·ren VERB trans

1. anvisieren (ins Visier nehmen):

anvisieren

viseren

anvisieren

mikken op

2. anvisieren geh übtr (ins Auge fassen):

anvisieren

nastreven

anvisieren

op het oog hebben

ty·pi·ˈsie·ren [typiˈziːrən] VERB trans

1. typisieren geh fachspr:

typisieren

typeren

2. typisieren geh fachspr:

typisieren

indelen in typen

typisieren

het type vaststellen van

di·plo·ˈmie·ren [diploˈmiːrən] VERB trans

diplomieren

diplomeren

amor·ti·ˈsie·ren² [amɔrtiˈziːrən] VERB refl WIRTSCH

amortisieren

renderen

amortisieren

rendabel zijn

die Investitionen haben sich amortisiert

de investeringen hebben gerendeerd

hu·ma·ni·ˈsie·ren [-niˈziːrən] VERB trans

humanisieren

humaniseren

humanisieren

(meer) menselijk maken