Übersetzungen für „Brandsma“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈBrand·mal <Brandmals, Brandmale[o. Brandmäler] > SUBST nt

Brandmal

brandmerk nt

Brandmal übtr a.

schandvlek

brand·ˈneu ADJ ugs

brandneu

gloednieuw

brandneu

fonkelnieuw

ˈbrand·mar·ken [ˈbrantmarkn̩] VERB trans

brandmarken

brandmerken

ˈbrand·schat·zen VERB trans

brandschatzen

brandschatten

ˈBrand·scha·den SUBST m

Brandschaden

brandschade

ˈBran·dung <Brandung, Brandungen> [ˈbrandʊŋ] SUBST f meist Sg

Brandung

branding

ˈBrand·bla·se SUBST f

Brandblase

brandblaar

ˈBrand·bom·be SUBST f

Brandbombe

brandbom

brand·ˈei·lig ADJ ugs

brandeilig

spoedeisend

brandeilig

dringend

ich habe es brandeilig

ik heb reuzehaast