Übersetzungen für „boeiende“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

boei·end <boeiende, boeiender, boeiendst> [bujənt] ADJ

boeiend

fesselnd

boeiend (sterker)

packend

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] SUBST m en f

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) f(m)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener m

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener m

bediende

Bedienstete(r) f(m)

boei·en <boeide, h. geboeid> [bujə(n)] VERB trans

1. boeien (in boeien sluiten):

boeien

fesseln

2. boeien (de aandacht vasthouden):

boeien

fesseln

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUBST m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn übtr

ein Rufer in der Wüste

koei·en·drek [kujə(n)drɛk] SUBST m geen Pl

koeiendrek

Kuhfladen m

koeiendrek ugs

Kuhdreck m kein Pl

boe·ven·ben·de <boevenbende|s, boevenbende|n> [buvə(n)bɛndə] SUBST f

boevenbende

Gaunerbande f

boevenbende

Verbrecherbande f

bar·be·dien·de <barbediende|n, barbediende|s> [bɑrbədində] SUBST m

barbediende (man)

Barkellner m

barbediende (man)

Barmixer m

barbediende (vrouw)

Bardame f

barbediende (vrouw)

Barfrau f