Niederländisch » Deutsch

voor·on·der·stel·len <vooronderstelde, h. voorondersteld> [vorɔndərstɛlə(n)] VERB trans

voor·on·der·stel·ling <vooronderstelling|en> [vorɔndərstɛlɪŋ] SUBST f

1. vooronderstelling (hypothese):

2. vooronderstelling (voorwaarde, vereiste):

ver·on·der·stel·len <veronderstelde, h. verondersteld> [vərɔndərstɛlə(n)] VERB trans

2. veronderstellen (als uitgangspunt nemen):

veronderstel(d) dat

ver·on·der·stel·ling <veronderstelling|en> [vərɔndərstɛlɪŋ] SUBST f

2. veronderstelling (hypothese):

on·der·stel·len <onderstelde, h. ondersteld> [ɔndərstɛlə(n)] VERB trans

1. onderstellen (als hypothese, uitgangspunt aannemen):

2. onderstellen (noodzakelijk aanwezig achten):

on·der·stel·ling <onderstelling|en> [ɔndərstɛlɪŋ] SUBST f

1. onderstelling (hypothese, gissing):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski