Übersetzungen für „leestips“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

leest <leest|en> [lest] SUBST f

1. leest:

leest (schoenen: ambacht(elijk))

Leisten m

leest (schoenen: spannen)

Schuhspanner m

dat is op dezelfde leest geschoeid übtr

das ist alles über einen Leisten geschlagen

2. leest (taille):

leest

Taille f

lees·map <leesmap|pen> [lesmɑp] SUBST f

leesmap

Lesemappe f

lees·mij <leesmij|en> SUBST m

leesmij

Liesmich-Datei f

lees·te·ken <leesteken|s> [lestekə(n)] SUBST nt

1. leesteken (interpunctie):

leesteken

Satzzeichen nt

leesteken

Interpunktionszeichen nt

2. leesteken (accent):

leesteken

Betonungszeichen nt

leesteken

Akzent m

lees·blind [lezblɪnt] ADJ

leesblind

wortblind

lees·baar <leesbare, leesbaarder, leesbaarst> [lezbar] ADJ

1. leesbaar (gelezen kunnende worden):

leesbaar

lesbar

leesbaar

leserlich

niet leesbaar

unleserlich

2. leesbaar (aangenaam om te lezen):

leesbaar

lesbar

lees·boek <leesboek|en> [lezbuk] SUBST nt

1. leesboek (om te leren lezen):

leesboek

Lesebuch nt

2. leesboek (dat een vak behandelt):

leesboek

Buch nt

leesboek

Werk nt

3. leesboek (dat men voor zijn genoegen leest):

leesboek

Buch nt

leesboek ugs

Schmöker m

lees·lamp <leeslamp|en> [leslɑmp] SUBST f

leeslamp

Leselampe f

lees·stof [lestɔf] SUBST f geen Pl

leesstof

Lesestoff m

leesstof

Lektüre f

lees·voer [lesfur] SUBST nt geen Pl

leesvoer

Lesefutter nt

lees·bril <leesbril|len> [lezbrɪl] SUBST m

leesbril

Lesebrille f

lees·pen <leespen|nen> [lespɛn] SUBST f

leespen

Lichtstift m

leespen

Lichtgriffel m