Übersetzungen für „rapen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ra·pen <raapte, h. geraapt> [rapə(n)] VERB trans

1. rapen:

rapen (oppakken)

aufheben

rapen (bijeenrapen)

auflesen

rapen (bijeenrapen)

aufsammeln

2. rapen:

rapen (verzamelen)

sammeln

rapen (zorgvuldig)

lesen

kievietseieren rapen

Kiebitzeier sammeln

Beispielsätze für rapen

kievietseieren rapen

Kiebitzeier sammeln

de rapen zijn gaar!

es wird kritisch!

ik bukte me om het papier op te rapen

ich bückte mich nach dem Papier