Übersetzungen für „actie“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ac·tie <actie|s> [ɑksi] SUBST f

1. actie (handeling, beweging):

actie

Aktion f

actie FILM, theat.

Handlung f

in actie komen

aktiv werden

actie en reactie

Wirkung und Gegenwirkung

er zit geen actie in dat toneelstuk

diesem Stück fehlt die Handlung

2. actie (tot uiting gebracht streven):

actie

Aktion f

actie

Kampagne f

Beispielsätze für actie

een actie grootscheeps opzetten

eine Aktion ganz groß aufziehen

een actie starten

eine Aktion starten

in actie komen

aktiv werden

actie en reactie

Wirkung und Gegenwirkung

een directe actie

eine Sofortaktion

een politionele actie

eine Polizeiaktion

een actie op grote schaal

eine Großaktion

de brandweer was constant in actie

die Feuerwehr war pausenlos im Einsatz

er zit geen actie in dat toneelstuk

diesem Stück fehlt die Handlung

een actie tot behoud van de bomen

eine Aktion zur Rettung der Bäume

de politie heeft de bende in een grootscheepse actie opgerold

die Polizei hat die Bande mit einem Großeinsatz ausgehoben