Übersetzungen für „precedentwerking“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pre·si·dents·ver·kie·zing <presidentsverkiezing|en> [prezidɛn(t)sfərkizɪŋ] SUBST f

presidentsverkiezing

Präsidentenwahl f

me·de·wer·king [medəwɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

1. medewerking (het meewerken):

medewerking

Mitarbeit f

medewerking

Mitwirkung f

met medewerking van

unter Mitwirkung von

2. medewerking (hulp):

medewerking

Mithilfe f

medewerking

Mitwirkung f

medewerking verlenen aan iets

an [o. bei] einer Sache mitwirken

te·gen·wer·king <tegenwerking|en> [teɣə(n)wɛrkɪŋ] SUBST f

tegenwerking

Widerstand m

pre·ce·dent <precedent|en> [presədɛnt] SUBST nt

precedent

Präzedenzfall m

wij willen geen precedent scheppen

wir wollen keinen Präzedenzfall schaffen

sa·men·wer·king [samə(n)wɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

samenwerking

Zusammenarbeit f

samenwerking

Zusammenwirken nt form

in onderlinge samenwerking

in gemeinsamer Arbeit

in onderlinge samenwerking

in Gemeinschaftsarbeit

met dank voor de prettige samenwerking

mit Dank für die angenehme Zusammenarbeit

ge·ge·vens·ver·wer·king [ɣəɣevənsfərwɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

gegevensverwerking

Datenverarbeitung f

uit·wer·king <uitwerking|en> [œytwɛrkɪŋ] SUBST f

1. uitwerking (resultaat):

uitwerking

Wirkung f

uitwerking

Auswirkung f

dat zal zijn uitwerking niet missen

das wird seine Wirkung nicht verfehlen

een uitwerking hebben op

sich auswirken auf +Akk

2. uitwerking (bewerking):

uitwerking

Ausarbeitung f

uitwerking

Bearbeitung f

3. uitwerking (berekening):

uitwerking

Lösung f

na·wer·king <nawerking|en> [nawɛrkɪŋ] SUBST f

nawerking

Nachwirkung f

be·wer·king <bewerking|en> [bəwɛrkɪŋ] SUBST f

1. bewerking landb.:

bewerking (handeling)

Bearbeitung f

bewerking (handeling)

Bestellung f

bewerking (werkfase)

Arbeitsgang m

2. bewerking (resultaat):

bewerking

Bearbeitung f

een nieuwe bewerking

eine Neubearbeitung

in·wer·king [ɪnwɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

1. inwerking (het inwerken, ingewerkt worden):

inwerking

Einarbeitung f

inwerking

Einweisung f

2. inwerking:

inwerking (uitwerking)

Wirkung f

inwerking (uitwerking)

Einwirkung f

inwerking (het aantasten)

Angreifen nt

wis·sel·wer·king <wisselwerking|en> [wɪsəlwɛrkɪŋ] SUBST f

wisselwerking

Wechselwirkung f

wisselwerking

Wechselbeziehung f

vuil·ver·wer·king [vœylvərwɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

vuilverwerking (opruiming)

Müllentsorgung f

vuilverwerking (recycling)

Müllverwertung f

tekst·ver·wer·king [tɛkstfərwɛrkɪŋ] SUBST f geen Pl

tekstverwerking

Textverarbeitung f

ver·ster·king <versterking|en> [vərstɛrkɪŋ] SUBST f

1. versterking (het versterken):

versterking

Stärkung f

versterking

Verstärkung f

2. versterking (middel dat versterkt):

versterking

Stärkungsmittel nt

3. versterking (aanvulling):

versterking

Verstärkung f

het leger kreeg versterking

das Heer bekam Verstärkung

4. versterking (fortificatie):

versterking

Befestigung f

pre·di·king <prediking|en> [predɪkɪŋ] SUBST f

prediking

Predigen nt

prediking

Predigt f