Übersetzungen für „spijt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

spijt [spɛit] SUBST f geen Pl

1. spijt (berouw):

spijt

Bedauern nt

spijt van iets hebben [o. voelen ]

etw bereuen

spijt van iets hebben [o. voelen ]

etw bedauern

daar zul je geen spijt van hebben

das wirst du nicht bereuen

spijt van iets hebben als haren op zijn hoofd

etw bitter [o. zutiefst] bereuen

tot mijn grote spijt

zu meinem großen Bedauern

tot mijn grote spijt

zu meinem Leidwesen form

2. spijt (ergernis, wrevel):

spijt

Ärger m

Beispielsätze für spijt

tot mijn grote spijt

zu meinem großen Bedauern

een gevoel van spijt

ein Gefühl der Reue

gevoelens van spijt

Gefühle der Reue

hoezeer het mij ook spijt

so leid es mir tut

het spijt mij ten zeerste

es tut mir außerordentlich leid

spijt van iets hebben [o. voelen ]

etw bereuen

spijt hebben als haren op z'n hoofd

etw unendlich bedauern

daar zul je geen spijt van hebben

das wirst du nicht bereuen

spijt hebben als haren op zijn hoofd

etw bitter bereuen

je zult er eens spijt van hebben

das wird dir noch leidtun

je zult er ooit spijt van krijgen

irgendwann [o. einst] form wirst du es bereuen

spijt van iets hebben als haren op zijn hoofd

etw bitter [o. zutiefst] bereuen