Übersetzungen für „afgedwongen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·dwon·gen¹ [ɣədwɔŋə(n)] ADJ

1. gedwongen (onvermijdelijk):

gedwongen

erzwungen

een gedwongen huwelijk

eine Mussehe

gedwongen ontslag nemen

zum Kündigen gezwungen werden

2. gedwongen (gekunsteld):

gedwongen

gezwungen

gedwongen

zwanghaft

gedwongen

gekünstelt

on·ge·dwon·gen <ongedwongen, ongedwongener, ongedwongenst> [ɔŋɣədwɔŋə(n)] ADJ

1. ongedwongen (ongekunsteld):

ongedwongen

ungezwungen

ongedwongen

zwanglos

een ongedwongen sfeer

eine ungezwungene [o. lockere] Atmosphäre

2. ongedwongen (vrijwillig):

ongedwongen

freiwillig

nood·ge·dwon·gen [notxədwɔŋə(n)] ADV

noodgedwongen

notgedrungen

noodgedwongen

gezwungenermaßen