Niederländisch » Deutsch

aan·te·ke·ning <aantekening|en> [antekənɪŋ] SUBST f

1. aantekening (het noteren):

2. aantekening (notitie):

Notiz f

3. aantekening (noot):

dag·te·ke·ning <dagtekening|en> [dɑxtekənɪŋ] SUBST f

1. dagtekening (datum):

Datum nt

2. dagtekening (het dagtekenen):

pen·te·ke·ning <pentekening|en> [pɛntekənɪŋ] SUBST f

voor·in·te·ke·ning <voorintekening|en> [vorɪntekənɪŋ] SUBST f

kant·te·ke·ning <kanttekening|en> [kɑntekənɪŋ] SUBST f

in·te·ke·ning <intekening|en> [ɪntekənɪŋ] SUBST f

rots·te·ke·ning <rotstekening|en> [rɔtstekənɪŋ] SUBST f

werk·te·ke·ning <werktekening|en> [wɛrəktekənɪŋ] SUBST f

hand·te·ke·ning <handtekening|en> [hɑntekənɪŋ] SUBST f

2. handtekening (tekening):

on·der·te·ke·ning <ondertekening|en> [ɔndərtekənɪŋ] SUBST f (handtekening)

schets·te·ke·ning <schetstekening|en> [sxɛtstekənɪŋ] SUBST f

be·re·ke·ning <berekening|en> [bərekənɪŋ] SUBST f

2. berekening (cijfers):

3. berekening (overweging van voor- en nadeel):

Abwägung f form
Kalkül nt

kans·re·ke·ning <kansrekening|en> [kɑnsrekənɪŋ] SUBST f

Ondertekening SUBST

Benutzereintrag

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski