Niederländisch » Deutsch

dood·rij·den <reed dood, h. doodgereden> [dotrɛidə(n)] VERB trans

1. doodrijden (in het verkeer):

2. doodrijden (door rijden doden, uitputten):

door·rij·der <doorrijder|s> [dorɛɪdər] SUBST m

spook·rij·der <spookrijder|s> [spokrɛidər] SUBST m

mo·tor·rij·der <motorrijder|s> [motərɛidər] SUBST m

paard·rij·der <paardrijder|s> [partrɛidər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski