Übersetzungen für „kraakster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

maak·ster SUBST f

maakster weibliche Form von maker

Siehe auch: maker

ma·ker <maker|s> [makər] SUBST m

1. maker:

maker (vervaardiger)

Hersteller m

maker (vormgever)

Gestalter m

maker (bouwsel)

Erbauer m

2. maker rel.:

maker

Schöpfer m

staak·ster <staakster|s> SUBST f

staakster weibliche Form von staker

Siehe auch: staker

sta·ker <staker|s> [stakər] SUBST m en f

staker

Streikende(r) f(m)

de postende staker

der Streikposten

kraan·wa·ter [kranwatər] SUBST nt geen Pl

kraanwater

Leitungswasser nt

schaak·ster SUBST f

schaakster weibliche Form von schaker

Siehe auch: schaker

scha·ker <schaker|s> [sxakər] SUBST m

1. schaker (schaakspeler):

schaker

Schachspieler m

2. schaker (ontvoerder):

schaker

Entführer m

kraak·been <kraakbeen|deren, kraak|benen> [kraɡben] SUBST nt

kraakbeen

Knorpel m

pret·maak·ster SUBST f

pretmaakster weibliche Form von pretmaker

Siehe auch: pretmaker

pret·ma·ker <pretmaker|s> [prɛtmakər] SUBST m

pretmaker

Spaßvogel m

kraak·hel·der [krakhɛldər] ADJ

kraakhelder

blitzblank

kraakhelder

blitzsauber

gang·maak·ster SUBST f

gangmaakster weibliche Form von gangmaker

Siehe auch: gangmaker

gang·ma·ker <gangmaker|s> [ɣɑŋmakər] SUBST m

1. gangmaker ugs (iem die de aanzet geeft tot feestvreugde):

gangmaker

Stimmungskanone f scherzh

2. gangmaker med.:

gangmaker

Herzschrittmacher m

3. gangmaker:

gangmaker (wielersport)

Schrittmacher m

gangmaker (paardensport)

Pacemacher m

4. gangmaker (propagandist):

gangmaker

Schrittmacher m

gangmaker pol.

Propagandist m

druk·te·maak·ster SUBST f

druktemaakster weibliche Form von druktemaker

Siehe auch: druktemaker

druk·te·ma·ker <druktemaker|s> [drʏktəmakər] SUBST m

druktemaker (gewichtig doend)

Wichtigtuer m

druktemaker (gewichtig doend)

Dicktuer m

druktemaker (opschepper)

Aufschneider m

kraak·pand <kraakpand|en> [krakpɑnt] SUBST nt

kraakpand

besetzte(s) Haus nt

kraam·bed [krambɛt] SUBST nt geen Pl

kraambed

Wochenbett nt

nacht·waak·ster SUBST f

nachtwaakster weibliche Form von nachtwaker

Siehe auch: nachtwaker

nacht·wa·ker <nachtwaker|s> [nɑxtwakər] SUBST m

nachtwaker

Nachtwächter m

ru·zie·maak·ster SUBST f

ruziemaakster weibliche Form von ruziemaker

Siehe auch: ruziemaker

ru·zie·ma·ker <ruziemaker|s> [ryzimakər] SUBST m

ruziemaker

Zänker m

ruziemaker

Streithammel m ugs

grap·pen·maak·ster SUBST f

grappenmaakster weibliche Form von grappenmaker

Siehe auch: grappenmaker

grap·pen·ma·ker <grappenmaker|s> [ɣrɑpə(n)makər] SUBST m

grappenmaker

Witzbold m ugs

grappenmaker

Spaßvogel m ugs

kraam·ver·zorg·ster <kraamverzorgster|s> [kramvərzɔrxstər] SUBST f

kraamverzorgster

Wochenpflegerin f

schoon·maak·ster <schoonmaakster|s> [sxomakstər] SUBST f

schoonmaakster

Putzfrau f

schoonmaakster

Rein(e)machefrau f

kraan·vo·gel <kraanvogel|s> [kranvoɣəl] SUBST m

kraanvogel

Kranich m

kraam·kli·niek <kraamkliniek|en> [kramklinik] SUBST f

kraamkliniek

Entbindungsklinik f

kraamkliniek

Entbindungsheim nt

kraamkliniek (afdeling in ziekenhuis)

Entbindungsstation f