Übersetzungen für „krampachtigheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

kramp·ach·tig <krampachtige, krampachtiger, krampachtigst> [krɑmpɑxtəx] ADJ

1. krampachtig (geforceerd):

krampachtig

krampfhaft

krampachtig

verkrampft

zo'n krampachtig gedoe!

das ist doch alles Krampf!

2. krampachtig (met wanhopige inspanning):

krampachtig

krampfhaft

3. krampachtig (als een kramp):

krampachtig

krampfhaft

krampachtig

krampfartig

zich krampachtig samentrekken

(sich) verkrampfen

zich krampachtig samentrekken

sich zusammenkrampfen

ze·nuw·ach·tig·heid [zenywɑxtəxhɛit] SUBST f geen Pl

zenuwachtigheid

Nervosität f

leu·gen·ach·tig·heid <leugenachtig|heden> [løɣənɑxtəxhɛɪt] SUBST f

leugenachtigheid

Lügenhaftigkeit f

leugenachtigheid (zucht tot liegen ook)

Verlogenheit f

rouw·plech·tig·heid <rouwplechtig|heden> [rɑuplɛxtəxhɛɪt] SUBST f

rouwplechtigheid

Trauerfeier f

rouwplechtigheid

Trauerfeierlichkeiten Pl

rouwplechtigheid (officieel)

Trauerakt m

me·de·plich·tig·heid [medəplɪxtəxhɛit] SUBST f geen Pl

medeplichtigheid

Mittäterschaft f

medeplichtigheid

Beihilfe f

iem veroordelen wegens medeplichtigheid aan moord

jdn wegen Beihilfe zum Mord verurteilen