Niederländisch » Deutsch

na·maak [namak] SUBST m geen Pl

na·gel·kaas [naɣəlkas] SUBST m geen Pl

stink·kaas [stɪŋkas] SUBST m geen Pl

pin·da·kaas [pɪndakas] SUBST m geen Pl

smeer·kaas [smerkas] SUBST m geen Pl

plak·kaat <plak|katen> [plɑkat] SUBST nt

1. plakkaat (aanplakbiljet):

Plakat nt

2. plakkaat (vlek, klodder):

Klecks m

na·ma·ken <maakte na, h. nagemaakt> [namakə(n)] VERB trans

1. namaken (maken naar een model):

Ma·rok·kaan <Marok|kanen> [marɔkan] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski