Übersetzungen für „ochtenduren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

och·tend·krant <ochtendkrant|en> [ɔxtəntkrɑnt] SUBST f

ochtendkrant

Morgenzeitung f

ochtendkrant

Morgenblatt nt

och·tend·hu·meur [ɔxtənthymør] SUBST nt geen Pl

een ochtendhumeur hebben

ein Morgenmuffel sein

een ochtendhumeur hebben

morgens schlecht gelaunt sein

och·tend·jas <ochtendjas|sen> [ɔxtəntjɑs] SUBST f

ochtendjas

Morgenrock m

ochtendjas

Morgenmantel m

och·tend <ochtend|en> [ɔxtənt] SUBST m

1. ochtend:

ochtend (de morgen)

Morgen m

ochtend (voormiddag)

Vormittag m

de hele ochtend werken

den ganzen Morgen [o. Vormittag] arbeiten

vroeg in de ochtend

am frühen Morgen

vroeg in de ochtend

frühmorgens

's ochtends

morgens

's ochtends

vormittags

's ochtends

am Morgen [o. Vormittag]

2. ochtend übtr (aanvang):

ochtend

Morgen m

scheu·ren¹ <scheurde, i. gescheurd> [sxørə(n)] VERB intr

1. scheuren:

scheuren (een scheur krijgen)

reißen

scheuren (sterker)

zerreißen

2. scheuren (hard rijden):

scheuren

rasen

scheuren

sausen

3. scheuren übtr:

scheuren

reißen

scheuren (sterker)

zerreißen

een scheurende pijn

ein reißender Schmerz

och·tend·spits <ochtendspits|en> [ɔxtəntspɪts] SUBST f

ochtendspits

morgendliche(r) Berufsverkehr m

ochtendspits

morgendliche Hauptverkehrszeit f