Übersetzungen für „ontrafelen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ont·re·ge·len <ontregelde, h. ontregeld> [ɔntreɣələ(n)] VERB trans

1. ontregelen (werking verstoren):

ontregelen

durcheinanderbringen

de spijsvertering is geheel ontregeld

die Verdauung ist ganz durcheinander

2. ontregelen (choqueren):

ontregelen

aus der Fassung bringen

ont·raad·se·len <ontraadselde, h. ontraadseld> [ɔntratsələ(n)] VERB trans

ontraadselen

enträtseln

ont·man·te·len <ontmantelde, h. ontmanteld> [ɔntmɑntələ(n)] VERB trans

1. ontmantelen (buiten bedrijf stellen):

ontmantelen

demontieren

een fabriek ontmantelen

eine Fabrik demontieren

kernwapens ontmantelen

Atomwaffen demontieren

een organisatie ontmantelen übtr

eine Organisation auflösen

2. ontmantelen (van de mantel ontdoen) techn.:

ontmantelen

den Mantel entfernen

een machine ontmantelen

den Mantel einer Maschine entfernen

ont·ra·den <ontraadde/ontried, h. ontraden> [ɔntradə(n)] VERB trans

ontraden

abraten

iem iets ontraden

jdm von etw abraten

ont·roe·ren <ontroerde, h. ontroerd> [ɔntrurə(n)] VERB trans

ontroeren

rühren

ontroeren (sterker)

bewegen

na·ta·fe·len <tafelde na, h. nagetafeld> [natafələ(n)] VERB trans

natafelen

nach dem Essen noch gemütlich am Tisch sitzen bleiben