Übersetzungen für „rondhuppelen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

in·drup·pe·len <druppelde in, h. ingedruppeld> [ɪndrʏpələ(n)] VERB trans

indruppelen

einträufeln in +Akk

het oog indruppelen med.

(Augentopfen) ins Auge träufeln

rond·snuf·fe·len <snuffelde rond, h. rondgesnuffeld> [rɔntsnʏfələ(n)] VERB intr

1. rondsnuffelen (al snuffelend rondlopen):

rondsnuffelen

umherschnüffeln

rondsnuffelen

herumschnüffeln

2. rondsnuffelen (nieuwsgierig speurend rondlopen):

rondsnuffelen

schnüffeln ugs

rondsnuffelen

herumschnüffeln ugs

3. rondsnuffelen (zonder plan doorzoeken) + in:

rondsnuffelen

herumschnüffeln abw ugs

rondsnuffelen

herumkramen ugs

rondsnuffelen

herumstöbern in +Dat

rond·de·len <deelde rond, h. rondgedeeld> [rɔndelə(n)] VERB trans

ronddelen

herumreichen

ronddelen

herumgeben

ronddelen

austeilen

ronddelen

ausgeben

wie moet de kaarten ronddelen?

wer muss geben?

rond·wan·de·len <wandelde rond, h./i. rondgewandeld> [rɔntwɑndələ(n)] VERB intr

rondwandelen

herumspazieren

rondwandelen

umherspazieren

hup·pe·len <huppelde, h./i. gehuppeld> [hʏpələ(n)] VERB intr

huppelen

hüpfen

huppelen

springen

de lammeren huppelen in de weide

die Lämmer springen auf der Weide

drup·pe·len¹ <druppelde, h. gedruppeld> [drʏpələ(n)] VERB trans (in druppels laten neervallen)

druppelen

tröpfeln

druppelen

träufeln

iets in het oog druppelen

etw ins Auge tröpfeln

be·drup·pe·len <bedruppelde, h. bedruppeld> [bədrʏpələ(n)] VERB trans

bedruppelen

beträufeln