Niederländisch » Deutsch

trek·veer <trek|veren> [trɛkfer] SUBST f

trek·haak <trek|haken> [trɛkhak] SUBST m

wel·vaart [wɛlvart] SUBST f geen Pl

zee·vaart [zevart] SUBST f geen Pl

trek·kracht <trekkracht|en> [trɛkrɑxt] SUBST f

trek·vo·gel <trekvogel|s> [trɛkfoɣəl] SUBST m (dier)

trek·tocht <trektocht|en> [trɛktɔxt] SUBST m

duw·vaart [dywvart] SUBST f geen Pl

uit·vaart <uitvaart|en> [œytfart] SUBST f (begrafenis)

door·vaart <doorvaart|en> [dorvart] SUBST f

koop·vaart SUBST f

koopvaart → koopvaardij

Siehe auch: koopvaardij

koop·vaar·dij [kopfardɛi] SUBST f geen Pl

rond·vaart <rondvaart|en> [rɔntfart] SUBST f

be·de·vaart <bedevaart|en> [bedəvart] SUBST f

ring·vaart <ringvaart|en> [rɪŋvart] SUBST f

bin·nen·vaart [bɪnə(n)vart] SUBST f geen Pl

ri·vier·vaart [rivirvart] SUBST f geen Pl

trek·vast·heid [trɛkfɑsthɛit] SUBST f geen Pl

trek·schuit <trekschuit|en> [trɛksxœyt] SUBST f

lucht·vaart [lʏxtfart] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski