Übersetzungen für „burgemeesterssjerp“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

bur·ge·mees·ter <burgemeester|s> [bʏrɣəmestər] SUBST m

burgemeester

Bürgermeister m

burgemeester en wethouders

≈ der Magistrat

burgemeester en schepenen belg

≈ der Magistrat

mees·ter·schap [mestərsxɑp] SUBST nt geen Pl

1. meesterschap (volmaakte beheersing van een vak):

meesterschap

Meisterschaft f

2. meesterschap (macht, gezag):

meesterschap

Beherrschung f

meesterschap

Herrschaft f

mees·ter·werk <meesterwerk|en> [mestərwɛrk] SUBST nt

meesterwerk

Meisterwerk nt