Übersetzungen für „coalitiegenoot“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

par·tij·ge·noot <partijge|noten> [pɑrtɛiɣənot] SUBST m

partijgenoot

Parteifreund m

co·a·li·tie <coalitie|s> [kowali(t)si] SUBST f

coalitie

Koalition f

een coalitie aangaan

eine Koalition bilden

de linkse coalitie

die Linkskoalition

stu·die·ge·noot <studiege|noten> [stydiɣənot] SUBST m

studiegenoot

Kommilitone m

studiegenoot

Studienkollege m

lot·ge·noot <lotge|noten> [lɔtxənot] SUBST m

lotgenoot

Schicksalsgenosse m

lotgenoot

Leidensgenosse m

lotgenoot

Schicksalsgefährte m

ambt·ge·noot <ambtge|noten> [ɑmtxənot] SUBST m

ambtgenoot

Amtskollege m

ambtgenoot (m.b.t. de kerk)

Amtsbruder m

soort·ge·noot <soortge|noten> [sortxənot] SUBST m

soortgenoot

Artgenosse m

co·a·li·tie·part·ner <coalitiepartner|s> [kowali(t)sipɑrtnər] SUBST m

coalitiepartner

Koalitionspartner m