Übersetzungen für „kerstbal“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

kerst·dag <kerstdag|en> [kɛrzdɑx] SUBST m

kerstdag

Weihnachts(feier)tag m

eerste/tweede kerstdag

erster/zweiter Weihnachtstag

prettige kerstdagen!

frohe [o. fröhliche] Weihnachten!

kerst·man <kerstman|nen> SUBST m

kerstman

Weihnachtsmann m

kerst·boom <kerst|bomen> [kɛrstbom] SUBST m

kerstboom

Weihnachtsbaum m

kerstboom

Tannenbaum m

de kerstboom optuigen

den Weihnachtsbaum schmücken

kerst·stol <kerststol|len> [kɛrstɔl] SUBST m

kerststol

Weihnachtsstollen m

kerststol

Christstollen m

kerst·zang SUBST m

kerstzang → kerstlied

Siehe auch: kerstlied

kerst·lied <kerstlied|eren> [kɛrstlit] SUBST nt

kerstlied

Weihnachtslied nt