Übersetzungen für „landvoogdes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

voog·des SUBST f

voogdes weibliche Form von voogd

Siehe auch: voogd

voogd <voogd|en> [voxt] SUBST m

1. voogd (verzorger, verzorgster van minderjarigen):

voogd

Vormund m

voogd jur.

Pfleger m

een voogd aanstellen

einen Vormund einsetzen

toeziend voogd

Gegenvormund m

2. voogd (bestuurder) gesch.:

voogd

Vogt m

land·ver·ra·der <landverrader|s> [lɑntfəradər] SUBST m

landverrader

Landesverräter m

be·voog·den <bevoogdde, h. bevoogd> [bəvoɣdə(n)] VERB trans

bevoogden

bevormunden

land·tong <landtong|en> [lɑntɔŋ] SUBST f

landtong

Landzunge f

landtong

Nehrung f

land·goed <landgoed|eren> [lɑntxut] SUBST nt

landgoed

Gut nt

landgoed

Landgut nt

landgoed (groot)

Landsitz m

land·eng·te <landengte|n, landengte|s> [lɑntɛŋtə] SUBST f

landengte

Landenge f

land·grens [lɑntxrɛns] SUBST f

landgrens

Landesgrenze f

land·lo·per <landloper|s> [lɑntlopər] SUBST m

landloper

Landstreicher m