Übersetzungen für „omzwaaien“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

om·waai·en <waaide/woei om, i. omgewaaid> [ɔmwajə(n)] VERB trans

omwaaien

umwehen

af·zwaai·en <zwaaide af, i. afgezwaaid> [ɑfswajə(n)] VERB intr

afzwaaien

seine Militärzeit beenden

na·zwaai·en <zwaaide na, h. nagezwaaid> [nazwajə(n)] VERB trans

nazwaaien

nachwinken +Dat

op·waai·en² <waaide op/woei op, i. opgewaaid> [ɔpwajə(n)] VERB intr

opwaaien (in de hoogte gedreven worden)

aufwehen

opwaaien (in de hoogte gedreven worden)

aufwirbeln

opwaaien (water)

≈ aufgepeitscht werden

opwaaien in de wind

im Wind aufwehen

uit·zwaai·en <zwaaide uit, h. uitgezwaaid> [œytswajə(n)] VERB trans

uitzwaaien

(zum Abschied) nachwinken +Dat

over·waai·en <waaide over/woei over, i. overgewaaid> [ovərwajə(n)] VERB intr

1. overwaaien (door de wind overgevoerd worden):

overwaaien

herüberwehen

overwaaien

hinüberwehen

2. overwaaien:

hij kwam overwaaien übtr (van elders komen)

er kam hereingeschneit

3. overwaaien (door de wind verdreven worden):

overwaaien

hinübergeweht werden

de bui zal wel overwaaien

der Schauer wird wohl vorüberziehen