Übersetzungen für „personeelsuitje“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

per·so·neels·lid <personeels|leden> [pɛrsonelslɪt] SUBST nt

personeelslid

Mitarbeiter m

personeelslid (van een ook bedrijf)

Betriebsangehörige(r) f(m)

per·so·neels·chef <personeelschef|s> [pɛrsonelʃɛf] SUBST m

personeelschef

Personalchef m

per·so·neels·raad <personeels|raden> [pɛrsonelsrat] SUBST m

personeelsraad

Personalrat m

per·so·nen·bus·je <personenbusje|s> SUBST nt

personenbusje

Minivan m

per·so·neel² [pɛrsonel] ADJ

1. personeel (bestaande uit een of meer personen):

personeel

personell

personeel

Personal-

personeel

personal-

personele hulpmiddelen

Arbeitskräfte Pl

de personele unie

die Personalunion

2. personeel (iems persoon):

personeel

persönlich

per·so·nen·au·to <personenauto|'s> [pɛrsonə(n)ɑuto, pɛrsonə(n)oto] SUBST m

personenauto

Personenwagen m

personenauto

Pkw m

per·so·nen·re·gis·ter <personenregister|s> [pɛrsonə(n)rəɣɪstər] SUBST nt

1. personenregister (van genoemde of voorkomende personen):

personenregister

Personenverzeichnis nt

2. personenregister (politie):

personenregister

Fahndungsliste f

per·so·neels·af·de·ling <personeelsafdeling|en> [pɛrsonelsɑvdelɪŋ] SUBST f

personeelsafdeling

Personalabteilung f

personeelsafdeling

Personalbüro nt