Niederländisch » Deutsch

taal·ver·an·de·ring <taalverandering|en> [talvərɑndərɪŋ] SUBST f

taal·ver·mo·gen [talvərmoɣə(n)] SUBST nt geen Pl

ver·loe·de·ren <verloederde, i. verloederd> [vərludərə(n)] VERB intr

ver·ne·de·ring <vernedering|en> [vərnedərɪŋ] SUBST f

ver·te·de·ring <vertedering|en> [vərtedərɪŋ] SUBST f

1. vertedering (het vertederen, vertederd zijn):

2. vertedering (gemoedsstemming):

taal·ont·wik·ke·ling [talɔntwɪkəlɪŋ] SUBST f geen Pl

1. taalontwikkeling (persoon):

2. taalontwikkeling (de taal):

taal·on·der·wijs [talɔndərwɛis] SUBST nt geen Pl

spoed·ver·ga·de·ring <spoedvergadering|en> [sputfərɣadərɪŋ] SUBST f

le·den·ver·ga·de·ring <ledenvergadering|en> [ledə(n)vərɣadərɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski