Übersetzungen für „Verwandte Verwandter“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Ver·ˈwand·te(r) [fɛɐ̯ˈvantə (-tɐ)] SUBST f(m) dekl wie Adj

Verwandte(r)

bloedverwant(bloedverwante) m (f)

Verwandte(r)

familielid nt

ver·ˈwandt [fɛɐ̯ˈvant] ADJ

1. verwandt:

verwandt

verwant

verwandt

familie van

eng verwandt

van nabij [o. nauw] verwant

eng verwandt

naverwant

entfernt [o. weitläufig ] verwandt

in de verte familie van

entfernt [o. weitläufig ] verwandt

verre familie van

mit jdm verwandt sein

familie van iem zijn

2. verwandt übtr:

verwandt

verwant

verwandt

soortgelijk

sie haben viel Verwandtes

zij hebben veel met elkaar gemeen

ver·ˈwen·den¹ VERB trans unreg

1. verwenden:

verwenden

gebruiken

verwenden

gebruikmaken van

verwenden

benutten [o. toepassen]

2. verwenden:

verwenden

gebruiken

verwenden

besteden

verwenden

verbruiken

ver·ˈwen·den² VERB refl unreg

verwenden

zich inzetten

verwenden

opkomen (voor)