Übersetzungen für „energieke“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ener·ˈvie·ren [enɛrˈviːrən] VERB trans

enervieren

enerveren

eˈner·gisch [eˈnɛrgɪʃ] ADJ

energisch (Tatkraft ausdrückend)

energiek

energisch (Tatkraft ausdrückend)

krachtig

energisch (entschlossen)

wilskrachtig

Ener·ˈgie <Energie, Energien> [enɛrˈgiː, -ˈgiːən] SUBST f

Energie

energie

Energie sparende Geräte/Maßnahmen

energiezuinige apparaten/energiebesparende maatregelen

ener·ˈgie·spa·rend, Ener·ˈgie spa·rend ADJ

1. energiesparend:

energiesparend

energiezuinig

energiesparende Geräte

energiezuinige apparaten

2. energiesparend:

energiesparend

energiebesparend

energiesparende Maßnahmen

energiebesparende maatregelen

Syn·er·ˈgie <Synergie> [zynɛrˈɡiː] SUBST f kein Pl

Synergie

synergie

Ener·ˈgie·gip·fel SUBST m POL

Energiegipfel

energie topconferentie

Ener·ˈgie·be·darf SUBST m

Energiebedarf

energiebehoefte

Ener·ˈgie·quel·le SUBST f

Energiequelle

energiebron