Übersetzungen für „lijke“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈlin·ken [ˈlɪŋkn̩] VERB trans ugs

linken

belazeren

linken

verlakken

ˈKlin·ke <Klinke, Klinken> [ˈklɪŋkə] SUBST f

1. Klinke:

Klinke

(deur)klink

Klinke

deurkruk

die Kunden gaben sich die Klinke in die Hand

de klanten liepen de deur plat

Klinken putzen ugs abw

leuren

Klinken putzen ugs abw

venten

Klinken putzen ugs abw

bedelen van deur tot deur

2. Klinke TECH:

Klinke

pal

Klinke

klink

Klinke

hefboom

ˈLin·ke <Linken, Linken> [ˈlɪŋkə] SUBST f

1. Linke (linke Hand):

Linke

linkerhand

2. Linke (linke Seite):

Linke

linkerkant

Linke

links

zur Linken

links

3. Linke (linker Flügel):

Linke POL, SPORT

linkervleugel

4. Linke SPORT (beim Boxen):

Linke

linkse

link ADJ ugs (hinterhältig)

link

link

link

louche

links [lɪŋks] ADV

1. links a. POL (Gegensatz: rechts):

links

links

links

aan de linkerkant

sich links halten

links houden

weder links noch rechts schauen übtr

niet op- of omzien

weder links noch rechts schauen übtr

recht op zijn doel afgaan

2. links (mit der linken Seite nach außen):

links

binnenstebuiten

links

verkeerd

eine Jacke auf links tragen

een jas binnenstebuiten dragen

3. links (mit linken Maschen):

rechts und links stricken

rechts en averechts breien

mit links ugs

uit de losse pols