Übersetzungen für „mijnader“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈTief·la·der SUBST m

Tieflader

dieplader

ˈPuls·ader SUBST f

Pulsader

(pols)slagader

ˈTscha·der(in) <Tschaders, Tschader> [ˈ͜tʃaːdɐ] SUBST m(f)

Tschader(in)

Tsjadiër(Tsjadische) m (f)

Ver·ˈla·der <Verladers, Verlader> [-dɐ] SUBST m

Verlader

verlader

Verlader

bevrachter

ˈHa·der¹ <Haders> [ˈhaːdɐ] SUBST m kein Pl

1. Hader geh (Streit):

Hader

ruzie

Hader

gekijf nt

Hader

gekrakeel nt

2. Hader geh (Unzufriedenheit):

Hader

onvrede

Hader

ontevredenheid

ˈKa·der <Kaders, Kader> [ˈkaːdɐ] SUBST m [o. nt]

1. Kader (Führung):

Kader

kader nt

Kader

leiding

2. Kader (Führungsmitglied) Pl:

Kader

kaderlid

3. Kader MILIT:

Kader

kader nt

Kader

kerntroepen

4. Kader SPORT:

Kader

kader nt

Kader

topspelers

ˈQua·der <Quaders, Quader> [ˈkvaːdɐ] SUBST m

1. Quader (Gesteinsblock):

Quader

quader(zand)steen

2. Quader MATH:

Quader

rechthoekig blok nt

be·ˈgna·det [bəˈgnaːdət] ADJ

begnadet

begenadigd

Li·mo·ˈna·de <Limonade, Limonaden> [limoˈnaːdə] SUBST f

Limonade

limonade

ˈNäh·na·del SUBST f

Nähnadel

naainaald