Übersetzungen für „omstrengeld“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈan·stren·gend [ˈanʃtrɛŋənt] ADJ

anstrengend

inspannend

anstrengend

vermoeiend

ˈTa·schen·geld SUBST nt

Taschengeld

zakgeld nt

Taschengeld

zakcenten

ˈan·stren·gen¹ VERB trans

1. anstrengen (intensiv beanspruchen):

anstrengen

inspannen

seinen Geist/alle Kräfte anstrengen

zijn geest/al zijn krachten inspannen

2. anstrengen (strapazieren):

anstrengen

vermoeien

anstrengen

uitputten

die Augen anstrengen

zijn ogen vermoeien

3. anstrengen JUR (einreichen):

anstrengen

aanspannen

anstrengen

aanhangig maken

eine Klage gegen jdn anstrengen

een klacht tegen iem indienen

ˈHei·den·geld [ˈh͜aidn̩ˈgɛlt] SUBST nt kein Pl ugs

Heidengeld

massa [o. smak] geld nt

ˈFer·sen·geld SUBST nt kein Pl

Fersengeld geben ugs scherzh

zijn hielen lichten

ˈKran·ken·geld SUBST nt

Krankengeld

ziekengeld nt

ˈStreik·geld SUBST nt

Streikgeld

stakingsuitkering

ˈEl·tern·geld SUBST nt kein Pl ADMIN

Elterngeld (zeitlich begrenzte staatliche Unterstützung)

oudergeld

Elterngeld (zeitlich begrenzte staatliche Unterstützung)

oudertoeslag

ge·ˈstreng [gəˈʃtrɛŋ] ADJ geh

gestreng

gestreng

gestreng

streng

ˈFest·geld SUBST nt FIN

Festgeld

vast geld nt

Festgeld

deposito nt met vaste termijn